Vanaf deze post is het officieel: we hebben
een hopeloze achterstand met onze blog. We doen ons best om dat gat zo snel
mogelijk dicht te rijden, maar de geweldige dingen die we hier gedaan en gezien
hebben, slorpten onze tijd nogal op. In deze post kan je het relaas lezen van de rest van onze trip op het
Zuid-eiland, van Queenstown over Stewart Island naar Dunedin, tot in Christchurch. Voor zij die zich
afvragen waar Hobbiton ligt: op het Noord-eiland. Op het verhaal van het
aanzoek is het dus nog even wachten…
PAM was nog maar net achter de horizon
verdwenen, of we waren onze volgende ontmoetingen al aan het plannen. Wessel,
onze Zuid-afrikaanse vriend die we in onze eerste week in Nieuw-Zeeland ontmoet
hadden, was in de buurt van Queenstown. Onderweg naar diezelfde koninginnenstad
waren Ruth en Karen, twee Belgische vriendinnen op roadtrip. We besloten de
twee met elkaar te linken, en dat lukte wonderwel. We verkenden met zijn vijven
de stad en omgeving, en barbecueden op een gratis bbq langs de kant van de weg.
Een speciale ervaring, zeker aangezien iedereen van de Chinese familie (met
zeker 15 waren ze, oma en opa incluis) op de bbq naast ons met alle geweld zijn
eigen vleesje wou bakken. Bij ons deed Wessel het, en die deed dat goed.
We zagen mekaar voor een laatste keer weer op
onze camping, waar een scène uit The Lord of the Rings: The Two Towers gefilmd
werd. Met wat inbeeldingsvermogen leek het er nog op ook!
Nadat onze wegen weer gescheiden waren,
trokken Paulien en ik naar Glenorchy, op borden langs de weg met trots
aangeduid als “Gateway to Paradise”. Dat was in principe niet gelogen, want bij
het dorpje Glenorchy (een slordige 360 inwoners) hoort het gehucht Paradise. Of
het echt paradijselijk mooi is, zullen we nooit weten, want de weg er naar toe
was nogal… avontuurlijk. Een gravelweg is in Nieuw-Zeeland niet echt
uitzonderlijk, en bulten in diezelfde weg zijn dat ook niet. Dat zo’n weg af en
toe een rivier kruist is ook geen reden om de wenkbrauwen op te trekken, maar als
die rivier niet onder de weg gaat, maar er simpelweg over, dan zit je met een
probleem. Het “forden” van een rivier kan best een hachelijke onderneming zijn,
aangezien grote rotsen zich kunnen verschuilen onder het wateroppervlak. En
zo’n rivier kwamen we niet één, maar twee keer tegen. De eerste rivier zorgde
er gewoon voor dat de onderkant van onze auto eens goed gewassen werd, maar bij
de tweede rivier hoorden we een steen tegen onze auto botsen en ontsnapte er
een groot stuk zwart plastic van onder onze auto. We besloten dan maar om het
voor bekeken te houden, het paradijs hebben we uiteindelijk dus niet gezien… De
reparatiekosten voor onze auto vielen gelukkig mee, want een garagist
verzekerde ons dat dat stuk plastic nooit van onze auto kon zijn. Een onbekende
voorganger had dus stukken van zijn auto verloren, en wist het
hoogstwaarschijnlijk nog niet eens…
Na de omzwervingen in Glenorchy voerde de weg
ons naar Invercargill, berucht als zijnde een lelijke en depressieve stad, waar
het bijna altijd regent. Toen wij echter aankwamen in dit Charleroi van het
Zuidelijk halfrond, scheen het zonnetje aangenaam. In een van de meest
Zuidelijk gelegen steden ter wereld was niet bijster veel te zien, al konden we
ons oog wel laten rusten op een tuatara, een bijna uitgestorven reptiel dat
alleen in NZ voorkomt.
De echte reden voor ons bezoek aan
Invercargill lag nog iets Zuidelijker. Daar bevindt zich Stewart Island, het derde
eiland van Nieuw-Zeeland. 85% van het eiland is beschermd als het Rakiura
nationaal park, en daar gingen we naartoe. In het nieuwste nationaal park van NZ woont een enorm divers
aanbod aan inheemse vogels, met prachtige namen als de weka, de fantail, de
robin,… Maar ook vogels als de kaka mogen uiteraard niet ontbreken! Dus ja, wij
hebben een vliegende kaka gezien.
Uitzicht op Ulva Island vanop Stewart Island. |
Halfmoon bay |
In een baai op Stewart Island ligt Ulva
Island, een nog kleiner eilandje (dat is dus een klein eiland (Ulva), van een
klein eiland (Stewart Island), van een klein eiland (Nieuw-Zeeland)). Op dit
eilandje hebben de lokale natuurbeschermers alle ingevoerde roofdieren zoals
ratten, opossums, fretten,… afgemaakt, zodat bezoekers een idee kunnen hebben
van hoe het daar was voor de mens zich kwam moeien. En het was prachtig. Van
flora ziet het er nog het meeste uit zoals Abel Tasman nationaal park aan de
bovenkant van het Zuid-Eiland: tropisch, maar iets minder warm. Maar het was
vooral de fauna die de show stal: we zagen een 15-tal nooit eerder geziene
vogelsoorten, maar we hoorden er nog meer. Op een strandje zagen we zelfs een
zeeleeuw die wat aan het uitrusten was.
Een robin |
Een oystercatcher |
De tui, in NZ ook bekend als biermerk |
Een nieuwsgierige en onbevreesde weka |
Al ooit eens een kaka zo zien hangen? |
Ons ticket voor de boot. |
Na terug de oversteek naar het vasteland
gemaakt te hebben, volgden we de oostkust van het Zuid-eiland, richting
Christchurch. De eerste bezienswaardigheid die we tegenkwamen was het
versteende bos. Dat is, zoals de naam al doet vermoeden, al lang geen echt bos
meer, maar wel een verzameling stenen. Die ooit een bos waren. Verwarrend?
Gelukkig zijn er foto’s!
Onze volgende stop was bij de Cathedral caves,
grote grotten langs de kustlijn die bij hoogtij onder water lopen, maar bij
laagtij te bezoeken zijn. Maar wat bleek? Ook bij laagtij zijn droge voeten
geen garantie… Op blote voeten en met de broek opgetrokken tot aan mijn knieën
geraakte ik binnen. Paulien had daar iets minder zin in, dus bleef ze achter op
het droge.
Hierna trokken we naar Dunedin, een oude
Schotse nederzetting die uitgegroeid is tot de tweede grootste stad van het
Zuid-eiland. In tegenstelling tot andere Nieuw-Zeelandse steden, die er
allemaal uitzien alsof ze pas in de jaren ’50 gesticht waren, heeft “het
Edinburgh van het Zuiden” wel wat geschiedenis te bieden. Met alle oude
gebouwen deed de stad wat Europeser aan, en er waren ook wat rariteiten te
bezichtigen, waarvan “de steilste straat ter wereld” de belangrijkste was. De
straat uit de titel is niet belegd met asfalt, maar met beton, omdat asfalt op
warme zomerdagen zo naar beneden zou lopen. Natuurlijk zijn er steilere wegen
in gebergtes te vinden, maar daar staan geen huizen langs – vandaar dus. We
beklommen de weg langs de stoep, waar geen gewoon voetpad, maar wel trapjes,
ons naar boven brachten. Een stevige kuitenbijter!
Het oude treinstation van Dunedin, gebouwd in Vlaamse Renaissance stijl. U wist niet eens dat dat bestond? Wij ook niet. |
Baldwin street |
Ook bezochten we tunnel beach, een stuk van de kustlijn dat, omdat het uit zandsteen gemaakt is, enorm geërodeerd is, wat prachtige beelden oplevert. Erover lopen was best beangstigend, want het is maar een kwestie van tijd voordat de rest ook instort...
We lieten Dunedin achter ons, en trokken weer
het binnenland in, op zoek naar dat mythische land dat zo synoniem staat met
Nieuw-Zeeland: Midden-Aarde. Op weg daar naartoe kwamen we nog langs het dorpje
Ranfurly, waar ik een gratis curling initiatie kreeg op de speciale ijsbaan.
Het specifieke stukje Midden-Aarde dat wij zochten zullen de kenners wellicht herkennen als Rohan, de leken daarentegen zullen meer zijn met de plaatsnamen Ida Vallei en Poolburn. De ruige rotsen die overal in het landschap uit de grond sproten, leken wel de restanten van een mythische veldslag. Het meertje op de foto’s werd gebruikt als locatie voor een dorpje dat aangevallen en platgebrand werd door de wildemannen van Saruman.
Best moeilijk, dat curlen! Ik zat 1 keer in de roos... |
Het specifieke stukje Midden-Aarde dat wij zochten zullen de kenners wellicht herkennen als Rohan, de leken daarentegen zullen meer zijn met de plaatsnamen Ida Vallei en Poolburn. De ruige rotsen die overal in het landschap uit de grond sproten, leken wel de restanten van een mythische veldslag. Het meertje op de foto’s werd gebruikt als locatie voor een dorpje dat aangevallen en platgebrand werd door de wildemannen van Saruman.
Verder op onze tocht kwamen we nog de Moeraki
boulders tegen, gigantische ronde stenen die op een strand zijn beland en bij
laagtij te bezoeken zijn. Hoe het komt dat die stenen daar liggen en waarom ze
juist die specifieke vorm hebben, weet niemand.
Zo mooi, zo blond en zo alleen. |
Met de hulp van een uit de kluiten gewassen notenkraker bekwamen we dit. |
De stad Oamaru trekt vooral toeristen aan
omwille van alle gebouwen in Victoriaanse bouwstijl, en de dwergpinguïn kolonie
die er is gehuisvest. Het eerste zagen we in overvloed, het tweede niet, want
daar moest voor betaald worden. Gierigaards die we zijn, besloten we dat over
te slagen. En gelukkig maar, want in Timaru (best verwarrend he, die Maori
plaatsnamen?) konden we ze gratis en voor niks bekijken! (Helaas kan je ze in het wild enkel vinden bij valavond, wat foto's maken bemoeilijkte.)
Onze laatste stop voor we richting metropool
Christchurch trokken, zal ook eentje zijn die vooral Lord of The Rings fans zal
bekoren. We trokken namelijk naar Edoras, huis van de paardenmeesters,
hoofdstad van Rohan. De grote omweg die we er voor moesten maken, was het meer
dan waard.
Dat kleine heuveltje centraal op de foto, is de locatie van de filmset. |
Oppassen dat je niet weggeblazen wordt! |
Uitzicht van op de top. |
In de verte ligt een helms deep locatie, dichterbij zie je de rollende heuvels van Rohan. |
De schaapjes mogen hier elke dag komen grazen, gelukzakken! |
Na al deze leuke dingen, was onze kassa flink
geplunderd, en moest er dringend terug wat bijkomen. Dit deden we in
Christchurch, een stad die recent nog erg te lijden heeft gehad onder
aardbevingen, en waar naar onze mening nog maar weinig charmants van overblijft.
Werk vonden we er wel, en wel bij Kmart, de Nieuw-Zeelandse variant van
Primark. De wereldverbeteraar in ons protesteerde tegen al die kinderarbeid die
door onze handen ging, maar onze innerlijke kapitalist had geld nodig. Voor 3
weken openden we dozen, sorteerden we producten om ze vervolgens in de rekken
te leggen, en vouwden we kleren. Voor een aantal dagen hadden we ook nog een
job bij de post, waar de belastingsformulieren van zowat heel Nieuw-Zeeland
door onze handen gingen. We waren echter te efficiënt, want na vier dagen was
het al uit met de pret en was het werk gedaan…
Al bij al viel het echter heel goed mee, op 3
weken hadden we weer genoeg geld verdiend om anderhalve maand mee toe te komen.
We trokken verder, om de laatste bezienswaardigheden van het Zuid-eiland nog
mee te pikken voor het te koud werd, en daarna terug de cook straat over te
steken en aan onze grote verkenning van het Noord-eiland te beginnen.
Tot snel!
P & P
Tot snel!
P & P